Fundamenteel onderzoek en toegepast onderzoek.
Het begrijpen van de fundamentele concepten van onderzoek is van cruciaal belang. Eén van de meest essentiële keuzes die je als onderzoeker moet maken is het bepalen van de aard van je onderzoek: fundamenteel onderzoek of toegepast onderzoek.
Wat is het doel van fundamenteel onderzoek?
Fundamenteel onderzoek, ook wel bekend als basisonderzoek of zuiver onderzoek, heeft als hoofddoel het vergroten van onze fundamentele kennis en begrip van de wereld om ons heen. Dit type onderzoek is vaak nieuwsgierigheidsgedreven en richt zich op het beantwoorden van abstracte vragen over hoe dingen werken, waarom bepaalde fenomenen optreden en wat de onderliggende principes zijn.
Het doel van fundamenteel onderzoek is dus niet gericht op het oplossen van praktische problemen of het ontwikkelen van bruikbare toepassingen. In plaats daarvan draait het om het leggen van de bouwstenen voor verdere ontdekkingen en innovaties. Denk aan onderzoek naar de fundamentele eigenschappen van materie, de oorsprong van het universum of de werking van het menselijke brein. Dit soort onderzoek vormt de basis voor vooruitgang op lange termijn en kan uiteindelijk leiden tot onverwachte doorbraken in diverse disciplines.
Wat is het doel van toegepast onderzoek?
Toegepast onderzoek, zoals de naam al aangeeft, heeft een indirectere praktische toepassing. Het concentreert zich op het aanpakken van specifieke problemen en het ontwikkelen van oplossingen voor reële situaties. Het primaire doel is om kennis om te zetten in bruikbare resultaten die de kwaliteit van leven kunnen verbeteren, processen kunnen optimaliseren of maatschappelijke uitdagingen kunnen aanpakken.
In tegenstelling tot fundamenteel onderzoek gaat toegepast onderzoek over het vinden van concrete antwoorden en het ontwikkelen van praktische toepassingen. Dit type onderzoek is vaak nauw verbonden met industrieën, technologieën en maatschappelijke behoeften. Denk aan onderzoek naar nieuwe medische behandelingen, milieuvriendelijke energiebronnen of efficiëntere productieprocessen.
Het verschil tussen fundamenteel onderzoek en toegepast onderzoek.
Het belangrijkste onderscheid tussen fundamenteel onderzoek en toegepast onderzoek ligt in hun doelen en focus. Fundamenteel onderzoek streeft naar het vergroten van kennis en begrip zonder directe praktische toepassing, terwijl toegepast onderzoek zich richt op het oplossen van specifieke problemen en het creëren van bruikbare oplossingen. Een ander verschil is de tijdshorizon: fundamenteel onderzoek kan zich richten op langetermijnimplicaties, terwijl toegepast onderzoek vaak gericht is op directe of kortetermijnresulten.
Het verschuivende paradigma in de wetenschap.
In de filosofie is een paradigma een samenhangend systeem van modellen en theorieën die een denkkader vormen waarmee de werkelijkheid kan worden geanalyseerd. Wetenschapsfilosoof Thomas Kuhn beschreef de voortschrijdende ontwikkeling van kennis in de vorm van paradigma’s.
Bij het toepassen van de wetenschappelijke methoden komen er steeds meer observaties naar voren die niet passen in de bestaande modellen of paradigma’s (anomalieën). Gedurende enige tijd is het mogelijk om de nieuwe waarneming in te passen door middel van kleine aanpassingen aan een model, maar soms leggen deze opeengestapelde aanpassingen steeds meer nadruk op een model, het model is niet meer mooi, maar kent vele uitzonderingen of bijzondere situaties.
Op zulke momenten kan er een nieuwe reeks theorieën ontstaan, een nieuw paradigma, dat alle tot dan bekende observaties op een andere manier kan verklaren. Er zal zich rond de nieuwe theorie een groep wetenschappers vormen die de nieuwe theorie aanhangen, maar tegelijkertijd zal er onder andere wetenschappers weerstand zijn tegen deze verandering; deze laatste groep zal de oude theorie blijven verdedigen. Wanneer de nieuwe theorie succesvol blijkt en steeds meer steun krijgt, wordt dit een paradigmaverschuiving genoemd.
De ontwikkeling en het gebruik van het volledige potentieel.
Westerse wetenschappers maken bij hun methode van onderzoek alleen gebruik van hun rationele en materiële vermogens en geen enkel gebruik van hun affectieve en spirituele vermogens.
Wat zijn die vier verschillende vermogens?
Affectieve vermogens: ruimtelijk voelen (happerceptieve sensitiviteit) en aanraken (psycho-tactiel-contact)
Spirituele vermogens: meditatie, contemplatie en introspectie.
Rationele vermogens: verstandig, rationeel, logisch en analytisch denken.
Materiële vermogens: de creatie en het gebruik van technologie, zoals b.v. computers, AI en meetapparatuur die wetenschappers kunnen gebruiken bij hun methoden van onderzoek.
Om onderzoek te verrichten naar affectiviteit en spiritualiteit moet je je volledige potentieel ontwikkelen. Wanneer je je affectieve-, spirituele-, rationele- en materiële vermogens optimaal ontwikkeld en naadloos met elkaar verweeft, dan maak je gebruik van je volledige potentieel.
De Eclectische Happerceptieve Participerende Observatie (EHPO).
Door de Happerceptie uit de Haptonomie op een creatieve eclectische manier te verbinden met de methode van onderzoek van de culturele antropologie – de participerende observatie – heb ik een unieke multidisciplinaire methode van onderzoek ontwikkeld: de Eclectische Happerceptieve Participerende Observatie (EHPO).
Met de Eclectische Happerceptieve Participerende Observatie heb ik stap voor stap het grote mysterie van de Menselijke Geest weten te ontrafelen. Kennis van het functioneren van de Menselijke Geest is van fundamenteel belang om door te dringen tot de essentie van de menselijke affectiviteit.
Een optimale happerceptieve sensitiviteit kan voor iedereen die daar voor kiest op geheel natuurlijke wijze worden ontwikkeld door vaak alleen in de natuur te mediteren en te contempleren. Daardoor wordt het zenuwstelsel op een natuurlijke wijze zo gezond en sensitief dat men bewust ruimtelijk kan voelen, met of zonder tactiel contact.
Onafhankelijk Onderzoek