Gezondheid

Trends in de volksgezondheid

 

Levensverwachting blijft stijgen, maar minder hard dan afgelopen 10 jaar

De levensverwachting van Nederlandse mannen is 79 jaar en behoort daarmee tot de hoogste van de Europese Unie. Vrouwen worden gemiddeld 83 jaar. Zij scoren gemiddeld ten opzichte van andere Europese vrouwen, omdat ze in het verleden relatief veel rookten. De levensverwachting in Nederland steeg de laatste 10 jaar sterk, met meer dan drie jaar. Deze toename was voor een groot deel toe te schrijven aan preventie en gezondheidszorgen. Vooral de sterfte aan coronaire hartziekten en beroerte daalde sterk. Volgens het trendscenario zal de levensverwachting blijven stijgen, zij het minder hard dan in afgelopen 10 jaar: tussen 2012 en 2030 krijgen de Nederlandse mannen er 3 jaar bij en vrouwen ruim 2 jaar. In vergelijking met andere EU-landen blijft Nederland daarmee rond plaats 6 staan.

Sociaaleconomische verschillen zijn groot, en worden mogelijk groter

De levensverwachting is voor laagopgeleiden gemiddeld 6 jaar korter dan voor hoogopgeleiden. Voor de levensverwachting in goed ervaren gezondheid is dit verschil 19 jaar. Deze verschillen bleven de laatste 10 jaar ongeveer even groot. Voor de nabije toekomst verwachten we dat de verschillen mogelijk groter worden. Veel effecten van de recente economische recessie, zoals werkloosheid, zijn nu pas merkbaar en treffen vooral mensen met een lage opleiding en andere kwetsbare groepen. Of en hoe deze trend doorzet op de lange termijn is onzeker.

Psychische stoornissen, hart- en vaatziekten en kanker zorgen voor de meeste ziektelast

Psychische stoornissen, hart en vaatziekten en kanker zijn verantwoordelijk voor de grootste ziektelast. Binnen deze hoofdgroepen veroorzaken coronaire hartziekten de meeste ziektelast gevolgd door diabetes mellitus, beroerte, angststoornissen, COPD (chronische bronchitus en longemfyseem), longkanker, stemmingsstoornissen, en nek-en rugklachten. De ziektelast is hoog als de ziekte vaak voorkomt, lang duurt, relatief ernstig is en/of veel sterfte veroorzaakt. Volgens onze projecties in het trendscenario zijn coronaire hartziekten en diabetes in 2030 nog steeds de ziekten met de hoogste ziektelast. De ziektelast van infectieziekten op dit moment is laag. De toekomst is onzeker. Nieuwe infectieziekten kunnen zich voordoen. Bovendien zijn steeds meer bacteriën in toekomstige mate resistent tegen antibiotica.

Roken belangrijkste oorzaak ziekte en sterfte

Roken is verreweg de belangrijkste oorzaak van sterfte en ziekte (met 13% van de ziektelast), gevolgd door overgewicht, weinig bewegen en ongezonde voeding. Het percentage volwassen rokers daalt en zal volgens het trendscenario verder dalen, van 23% in 2012 naar 19% in 2030. Voor overgewicht lijkt vooralsnog een eind te komen aan de jarenlange stijging. Het percentage mensen met met overgewicht blijft onverminderd hoog (48%). Een op de drie Nederlanders beweegt weinig en dit zal ook in 2030 zo zijn. Naast leefstijl zijn ook de sociale en fysieke omgeving van belang voor het ontstaan van ziekte. Zo dragen ongunstige arbeidsomstandigheden en milieufactoren elk voor ongeveer 5% tot 6% bij aan de ziektelast. Omgeving kan echter ook leiden tot meer gezondheid, bijvoorbeeld door het aantrekkelijker maken van openbare ruimten voor fietsen, sporten en buitenspelen.

Aantal ouderen stijgt tot kwart van de bevolking in 2030

Demografische ontwikkelingen vormen een van de belangrijkste krachten achter de trends in de volksgezondheid. Vooral de leeftijdsopbouw van de Nederlandse bevolking verandert sterk. Het aandeel 65-plussers is gestegen van 14% in 2000 naar 16% in 2012 en neemt verder toe tot 24% in 2030. Binnen de groep ouderen zijn er ook veranderingen. Er komen steeds meer 70-plussers, terwijl de 80-jarige van 2030 waarschijnlijk gezonder zal zijn dan de 80-jarige van nu.

Het aantal mensen met een chronische ziekte neemt toe, beperkingen stabiel

Mede door de vergrijzing is de prevalentie van de meeste ziekten in het afgelopen decennium gestegen en die stijging zet naar verwachting door. Vroegopsporing van ziekten plus een betere behandeling maken dat mensen langer leven met ziekte. In totaal verwachten we dat het aantal mensen met een chronische ziekte zal stijgen van 5,3 miljoen in 2011 (23% van de bevolking) naar 7 miljoen in 2030 (40%), waarbij ook het aantal mensen met twee of meer aandoeningen (multimorbiditeit) zal toenemen. De vergrijzing en de stijging van het aantal chronische ziekten in de bevolking heeft de afgelopen jaren niet geleid tot meer mensen met beperkingen; dit aantal blijft ook in de toekomst ongeveer gelijk.

Meeste chronische zieken participeren, vooral beperkingen belemmerend

Ongeveer 80% van de 20-65-jarigen zonder ziekte heeft een betaalde baan van 12 uur of meer. Mensen met een chronische ziekte werken minder. Dit geldt echter vooral voor degenen die ook beperkingen hebben (40% werkt) of hun gezondheid als minder goed beoordelen (49% werkt). Twee derde deel van de 20-65 jarigen met een chronische ziekte heeft geen beperkingen en beoordeelt de eigen gezondheid als goed. Deze groep heeft bijna net zo vaak een betaalde baan als niet chronische zieken (77%). Voor arbeidsparticipatie is dus niet zozeer de diagnose bepalend, als wel de ervaren beperkingen en de gezondheidsbeleving. Dit geldt ook voor het doen van vrijwilligerswerk.

Nieuwe oudere werknemer is hoger opgeleid en minder beperkt

Het aantal 20-65 jarigen neemt af tussen nu en 2030. De potenciële beroepsbevolking blijft echter, met ongeveer 10 miljoen mensen even groot. Dit komt door de geleidelijke stijging van de pensioengerechtigde leeftijd naar 68 jaar in 2030. In 2030 zal ongeveer 0,7 miljoen van de potentiële beroepsbevolking tussen de 65 en 68 jaar oud zijn. Deze nieuwe beroepsbevolking verschilt van de huidige 65-68 jarigen. Zij zijn een stuk hoger opgeleid (28% van deze leeftijdsgroep heeft dan een hogere of universitaire opleiding gevolgd), hebben minder beperkingen, maar wel vaker een of meerdere chronische ziekten.

Meer nadruk op eigen regie, maar niet iedereen is even zelfredzaam

Trends laten zien dat er steeds meer chronische zieken zijn, die langer leven, zich vaker gezond voelen, lang niet altijd beperkingen hebben en vaak maatschappelijk meedoen. Dit betekent dat er een enorme variëteit zit binnen de grote groep chronische zieken. Een medische diagnose lijkt steeds minder van belang voor gezondheid en participatie. Het vermogen om zich aan te passen en een eigen regie te voeren wordt belangrijker. De meeste mensen met een chronische ziekte houden liefst zelf de regie over hun ziekte en zorg. Een deel van de chronisch zieken, met name ouderen, alleenstaanden en mensen met complexe problematiek of lichamelijke beperkingen, kan echter niet zonder hulp. Zij hebben ondersteuning nodig die aansluit bij hun capaciteiten en wensen.

Zorggebruik heeft kosten én baten

In 2012 gaven we 83 miljard euro uit aan de gezondheidszorg volgens de definitie die het Centraal Plan Bureau hanteert in haar analyses van de zorguitgaven. Dit is bijna 5.000 euro per hoofd van de bevolking en 14% van het bruto binnenlands product. Het zorggebruik leidt niet alleen tot kosten, maar ook tot forse baten. Een groot deel van de stijging in levensverwachting is toe te schrijven aan curatieve en preventieve zorg. Ook in termen van patiëntentevredenheid en toegankelijkheid is de kwaliteit van de zorg in Nederland hoog.

Meeste geld naar zorg voor hart- en vaatziekten en psychische stoornissen

Het meeste geld gaat naar de zorg voor patiënten met hart- en vaatziekten, overige psychische stoornissen (zoals schizofrenie, depressie en alcoholafhankelijkheid) en verstandelijke handicaps. Relatief snel stegen de zorguitgaven voor kanker, ziekten van het zenuwstelsel en zintuigen en stofwisselingsziekten. Dit zijn ziekten die vooral bij ouderen optreden waardoor het effect van de vergrijzing relatief sterk is. Bovendien zijn voor ziekten in deze groepen de laatste jaren veel nieuwe, relatief dure medicijnen ter beschikking gekomen.

Zorguitgaven blijven stijgen, maar onzeker hoe hard

De zorguitgaven stegen tussen 2000 en 2012 gemiddeld met 4 tot 5% per jaar (bij gelijkblijvende prijzen), waarbij de groei de laatste jaren lager uitviel. Als percentage van het bruto binnenlands product (bbp) stegen de zorguitgaven in deze periode van ongeveer 10% naar bijna 14%. Wanneer deze trend zou doorzetten, stijgen de uitgaven aan zorg naar ongeveer 150 tot 170 miljard euro, ofwel 19 tot 21% van het bbp. Recente maatregelen in de curatieve zorg en de voorgenomen veranderingen in de organisatie en financiering van de langdurige zorg zijn mede bedoeld om deze trendmatige stijging af te buigen. Wanneer deze maatregelen het verwachte effect sorteren, dan leidt dat in 2018 tot een substantieel lagere groei dan de trendmatige projectie. Over de precieze omvang ontstaat de komende jaren meer duidelijkheid.

(Bron: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu / Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport)

 

 Voorkomen is beter dan genezen

 

Home